De Gibbon met gele of gouden wangen, met zijn zijdezachte vacht en zijn kenmerkende okerkleurige wangen, beweegt zich sierlijk door de kruinen van de tropische bossen in Zuidoost-Azië, belichamend de behendigheid en harmonie binnen zijn boomrijke leefomgeving.
Buitengewone behendigheid
Opvallend lange armen en handen
Net als alle gibbonsoorten valt deze aap op door de lengte van zijn armen en handen, tegenover aan zijn lichaam en benen: hij leeft in de primaire bossen op lage en gemiddelde hoogte, met buitengewone behendigheid beweegt hij zich overdag van tak naar tak in het bladerdak, zelden de grond betredend.Hij voedt zich voornamelijk met fruit en scheuten.
De Gibbon met gele wangen is monogaam: hij vormt met een vrouw en 2 of 3 jongen een stabiele familiegroep, heersend over een territorium van enkele vierkante kilometers. Na een lange zwangerschap van 7 maanden wordt een jong geboren dat gezoogd wordt door de moeder en opgevoed door beide ouders: het jong blijft soms 6 tot 8 jaar voordat het de groep verlaat om een nieuwe familie te stichten.
Bij de geboorte heeft deze aap een lichte gele vacht die na enkele maanden zwart wordt, behalve de wangen die geel blijven. Echter, de vacht van volwassen geworden vrouwtjes wordt weer gelig, met een kleine kuif van zwarte haren, in harmonie met de kleur van de vacht van toekomstige baby’s.